Milieufilosofie
1e licentie
Filosofie, 2e semester
Universiteit Antwerpen - Faculteit Letteren en Wijsbegeerte - Departement Wijsbegeerte
Tijd en plaats: donderdag van 18.00 tot 20.00 in zaal R-005,
Rodestraat 14 (12 februari - 13 mei 2004)
Docent: dr. Martin Drenthen
Klik hier voor de inhoud van de colleges
CURSUSOPZET
Doelstelling: Het vak wil allereerst de studenten
vertrouwd maken met de inzet van de belangrijkste debatten in de
hedendaagse milieufilosofie. Daarnaast wordt van de studenten
verwacht dat ze zelfstandig op basis van de aangeboden literatuur
een eigen filosofische analyse kunnen maken naar aanleiding van
een casus.
In het college zullen ondermeer aan bod komen:
Daarnaast zal worden nagegaan welke verschillende opvattingen omtrent de taak en de eigen aard van de milieufilosofie de ronde doen, onder andere naar aanleiding van het debat over bioregionalisme. Bovendien zal worden geprobeerd de verschillende theoretische posities op hun merites te beoordelen aan de hand van enkele casussen. Zo zal naar aanleiding van de casus natuurontwikkeling de vraag aan de orde komen of de waarde van wilde natuur zich het best laat thematiseren in termen van biodiversiteit, authenticiteit of morele zelfbegrenzing.
Examenvorm: Het
examen zal bestaan uit een zogenaamd essay-tentamen: De studenten
dienen op de examendag in 4 uur tijd een paper te schrijven van 4
a 5 pagina's, dat wil zeggen tussen de 1600 en 2000 woorden. Het
is toegestaan om tijdens het examen collegeaantekeningen en de in
het college besproken artikelen mee te nemen.
De studenten krijgen aan het begin van het examen een korte
casusbeschrijving voorgelegd (in de vorm van
een krantenartikel). Van de studenten wordt verwacht dat ze
een kort essay schrijven van tussen de 4 en 5 pagina's (1600
a 2000 woorden) naar aanleiding van de voorliggende casus,
en gebruik makend van een of
meerdere theorieën die in het college zijn besproken.
Samen met de casusbeschrijving zullen ook enkele vragen worden
uitgedeeld die naar aanleiding van de casus zouden kunnen worden
gesteld. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling deze
vragen puntsgewijs te beantwoorden, als ware het een normaal
schriftelijk examen. Het essay moet een verhaal zijn met een kop
en een staart, een pointe en een eigen positiebepaling. De vragen
zijn daarbij slechts bedoeld als hulp om de gedachten te bepalen,
en kunnen dienen als een aanzet om zelf tot een verhaal te komen.
Het examen zal zijn op dinsdag 1 juni, van 9:30 tot
13:30 in zaal Scribani P-117. Computers zijn beschikbaar.
Het herexamen is op dinsdag 7
september, van 9:30 tot 13:30 in het Seminarie Wijsbegeerte. Computers zijn
beschikbaar
Studiemateriaal:
Tijdens elk college zullen steeds twee of meer teksten worden
besproken, die tevoren dienen te zijn gelezen. Elk college zullen
twee studenten deze teksten presenteren, waarbij aandacht wordt
besteed aan vooronderstellingen, argumentatieve structuur en
dergelijke. De teksten zijn minimaal een week van tevoren
verkrijgbaar aan de balie van de Seminariebibliotheek
Wijsbegeerte, (Rodestraat 14, Antwerpen).
Daarnaast staat er op deze website ook per college aanbevolen
achtergrondliteratuur genoemd, die bijvoorbeeld behulpzaam zou
kunnen zijn bij de voorbereiding van het werkstuk. Voor andere
milieufilosofische artikelen en online-bronnen zie de 'links' op deze website. Raadpleeg deze website
ook voor de meest actuele informatie betreffende verplichte
literatuur.
Aanschaf van boeken is niet verplicht, maar het volgende boek kan
worden aanbevolen omdat er grote delen uit zullen worden gelezen:
Inhoud
van de colleges (onder
voorbehoud):
College
1 - Inleiding
College
2 - De idee duurzaamheid
College
3 - Verantwoordelijkheid jegens toekomstige generaties
College
4 - Antropocentrisme versus ecocentrisme
College
5 - Intrinsieke waarde van de natuur - subjectief of objectief?
College
6 - Rechten van dieren en rechten van de natuur
College
7 - Deep ecology en holistische milieufilosofie
College
8 - De sociale constructie van de natuur
College
9 - Pluralisme of monisme? Het conflict tussen dierethiek en
eco-ethiek als voorbeeld
College
10 - Hermeneutiek van de natuur
College
11 - Bioregionalisme, wildernisfilosofie en 'the Ethics of Place'
Examen:
dinsdag 1 juni 2004, 9:30 - 13:30 in zaal Scribani P-117
Herexamen: dinsdag 7 september
2004, 9:30 - 13:30 in het Seminarie Wijsbegeerte
Inlichtingen:
mdrenthen@hetnet.nl
College-inhoud en te lezen
literatuur
College
1
12 februari 2004
Inleiding
Voor dit eerste college hoeven
geen voorbereidende teksten te worden gelezen.
Aanbevolen achtergrondliteratuur:
College
2
19 februari 2004
De idee duurzaamheid
Duurzaamheid is een belangrijk
thema in het mondiale milieubeleid. Het Kyoto-verdrag ter
bestrijding van het broeikaseffect is bijvoorbeeld een
uitvloeisel van het eerdere besluit van de Verenigde Naties om
voortaan in de internationale milieupolitiek te streven naar
'duurzame ontwikkeling'. Het begrip duurzame ontwikkeling is voor
het eerst gebruikt door de zogenaamde Brundtland- commissie in
1987, en beoogt een verzoening tussen de notie van
intragenerationlee rechtvaardigheid en intergenerationale
rechtvaardigheid: Duurzame ontwikkeling staat voor vorm van
ontwikkeling waarin de huidige generaties in hun behoeften
voorzien op een manier die niet ten koste gaat van de
mogelijkheid voor toekomstige generaties in in hun behoeften te
voorzien (G.H. Brundtland. World Commission on Environment and
Development, Our Common Future, Oxford: Oxford
University Press, 1987). Maar het begrip blijkt meerduidig en
voor meerdere uitleg vatbaar. Wat is 'ontwikkeling' eigenlijk,
van welke behoeften willen we de bevrediging duurzaam verzekeren?
En wie bepaalt dat? En reduceert de notie van duurzame
ontwikkeling van onze verstoorde verhouding tegenover de natuur
niet tot een managementvraagstuk?
In dit college staat de vraag centraal: wat behelst het begrip
duurzaamheid eigenlijk, en biedt een gerechtvaardigde grond voor
milieubeleid?
Verplichte literatuur:
Achtergrondliteratuur:
College
3
26 februari 2004
Verantwoordelijkheid jegens toekomstige generaties
Het milieuprobleem is voor een belangrijk deel een zaak van rechtvaardigheid jegens toekomstige generaties, zo zagen we reeds in het debat over duurzaamheid. Ons verbruik van de natuurlijke en niet-vernieuwbare hulpbronnen is bijvoorbeeld van invloed op de omstandigheden waarin toekomstige generaties zullen moeten leven. Het lijkt niet meer dan rechtvaardig ons verantwoordelijk te gedragen ten opzichte van die toekomstige generaties, door duurzaam met natuurlijke hulpbronnen om te gaan en bijvoorbeels bedreigde diersoorten te beschermen, opdat ook zij daar later van kunnen genieten. Maar wat is dat eigenlijk voor een notie van rechtvaardigheid? Kunnen we rechten toekennen aan mensen die nog niet bestaan en kunnen wij onze behoeften afwegen tegenover hun behoeften? Hoe kunnen we bepalen of zij die na ons komen liever intacte natuur hebben, of juist liever genieten van de materiële welvaart die we hen kunnen nalaten door de natuur te verbruiken? Of gaat het misschien helemaal niet om een afweging tussen hun belangen en de onze? Moeten we onze verantwoordelijkheid jegens degenen die na ons leven mischien anders duiden en is het eerder onze morele opgave om ons op een juiste wijze tot onze nakomelingen verhouden?
Verplichte literatuur:
Achtergrondliteratuur:
College
4
4 maart 2004
Antropocentrisme versus ecocentrisme
In de thema's van de eerste colleges werd milieubescherming en natuurbehoud gethematiseerd als een zaak van menselijke behoeften en verlangens (nu en in de toekomst). Maar het is lang niet vanzelfsprekend om de mens als uitgangspunt te nemen in onze morele waarderingen. Moet de natuur niet ook omwille van zichzelf worden beschermd? Maar als dat zo is: hoe laat zich zo'n houding verwoorden? Het zullen altijd mensen zijn die deze morele vraag stellen, in de ethiek staan mensen in zekere zin altijd in het middelpunt. Maar zijn ze daarmee ook de enige wezens met een eigen waarde? Wat is het bezwaar tegen de reductie van de natuur tot materiaal dat door de mens naar eigen goeddunken gebruikt kan worden? Over deze vragen gaat het debat tussen antropocentrisme en ecocentrisme.
Verplichte literatuur:
Achtergrondliteratuur:
College
5
11 maart 2004
Intrinsieke waarde van de natuur - subjectief of objectief?
Hoe kunnen we begrijpen dat de natuur niet alleen instrumentele waarde heeft, maar op de een of andere manier ook omwille van zichzelf gewaardeerd moet worden? Bestaat de intrinsieke waarde van de natuur objectief, is er iets in de natuur zelf dat respect vereist? Of is dat respect afhankelijk van een louter subjectief menselijk oordeel, dat op zijn beurt pas kan bestaan binnen bepaalde culturele voorwaarden? Of moet de morele verhouding mens-natuur heel anders worden gedacht, en is denken in termen van de tegenstelling subjectief-objectief zelf de bron van veel problemen?
Verplichte literatuur:
Achtergrondliteratuur:
College
6
18 maart 2004
Rechten van dieren en rechten van de natuur
Hebben wij morele plichten ten opzichte van dieren, bijvoorbeeld om niet onnodig wreed tegen ze te zijn, of ze te vrijwaren van pijn? Volgens de utilitaristische dierenrechtenfilosoof Peter Singer hebben dieren net zoveel rechten als mensen. Volgens Immanuel Kant daarentegen, kan alleen aan wezens die plichten kennen ook rechten worden toegekend. Kunnen we zeggen dat dieren rechten hebben, of zijn rechten voorbehouden aan mensen alleen? En als dat laatste zo is, hoe zouden we dan een morele verantwoordelijkheid ten aanzien van dieren kunnen legitimeren?
Verplichte literatuur:
Achtergrondliteratuur:
Het college van 25 maart 2004
is wegens omstandigheden uitgevallen. De college-inhoud schuift
een week door
College
7
1 april 2004
Deep ecology en holistische milieufilosofie
Een milieu-ethiek hoeft zich niet te beperken tot individuele dieren of andere organismen, maar kan zich ook oriënteren op de natuur als geheel. Er bestaan diverse vormen van holistische milieu-ethiek, waarin de natuur een rol krijgt als moreel oriëntatiekader en de mens begrepen wordt als deel van dat geheel. Maar mondt een holistische milieu-ethiek niet uit in een totalitaire ethiek, waar de vrije mens zich dient te onderschikken aan de wetten van de al-natuur? Of is de vooronderstelling achter dit verwijt misschein zelf problematisch? We bekijken de 'deep ecology'-beweging in de milieufilosofie en enkele andere holistische varianten.
Verplichte literatuur:
Achtergrondliteratuur:
8 en 15 april 2004
Geen college i.v.m. paasvakantie
College
8
22 april 2004
De sociale constructie van de natuur
Sociale wetenschappers hebben erop gewezen dat bestaande opvattingen over de natuur doorgaans een afspiegeling vormen van bepaalde culturele tradities en vooroordelen. Het natuurbegrip blijkt zelf door en door cultureel bepaald te zijn. Sommige milieufilosofen wijzen erop dat in morele debatten bepaalde natuuropvattingen dikwijls als retorisch wapen worden gebruikt. Door je te beroepen op 'de natuur' als legitimatiegrond, hoeven onderliggende normatieve keuzes niet langer te worden verdedigd. Democratie vereist dat dergelijke morele keuzes juist wel expliciet worden gemaakt. Het morele debat over onze omgang met de natuur is dus altijd ook een debat tussen verschillende opvattingen over natuur, waarbij het niet op voorhand duidelijk is dat de ene natuuropvatting juister is dan de andere. Maar moet je daaruit concluderen dat 'de natuur' zelf niet bestaat? En kan de milieu-ethiek het eigenlijk wel stellen zonder een notie van 'natuur' iets dat onafhankelijk van ons bestaat en betekenis heeft?
Verplichte literatuur:
Achtergrondliteratuur:
Moet de milieu-ethiek streven naar een alomvattende ethische theorie over onze omgang met het milieu, of moeten we oog hebben voor een veelheid aan opvattingen? Sommige milieufilosofen beweren dat milieufilosofie uit de aard van de zaak zelf pluralistisch dient te zijn. Anderen bestrijden die opvatting, omdat ze vrezen voor een alles relativerende onverschilligheid, en omdat er in concrete gevallen behoefte bestaat aan een eenduidig moreel oordeel. Dit debat wordt in de milieufilosofie op twee manieren gevoerd: in algemene termen en naar aanleiding van concrete conflictgevallen. Wij bekijken de omgang met dieren in een natuurgebied als casus. Veel dierethici zijn geneigd om het individuele deel als uitgangspunt te nemen in hun ethiek en pleiten van daaruit voor een bescherming van elk dier onder alle omstandigheden. Veel ecologische ethici daarentegen hechten aan de intactheid van het ecosysteem als geheel, waarbinnen elk individuele organisme een ondergeschikte rol heeft. Zij waarschuwen tegen een te sentimenteel natuurbeeld en menen dat lijden en de dood deel uitmaken van het natuurlijk proces. Hoe om te gaan met de strijdige evaluaties in zulke concrete gevallen?
Verplichte literatuur:
Achtergrondliteratuur:
College
10
6 mei 2004
Hermeneutiek van de natuur
In dit college zullen we ingaan op de vraag naar een hermeneutiek van de natuur. Ook al erkennen we dat elk begrip van natuur het resultaat is van menselijk interpretatie, dan betekent dat nog niet dat het zinloos zou zijn om over de betekenis van natuur te spreken. Evenmin impliceert het dat elke interpretatie even juist is - er bestaan immers goede en minder goede interpretaties. De milieufilosofie probeert recht te doen aan de natuur zelf, maar kan dat wel? Kunnen we de afstand tussen cultuur en natuur overbruggen? De hermeneutiek is de leer van de juiste interpretatie van teksten. Ze probeert te achterhalen wat er gebeurt wanneer we een tekst lezen en begrijpen, en 'recht doen' aan de tekst zelf. Wat kan de hermeneutische filosofie betekenen voor de milieufilosofie?
Verplichte literatuur:
Achtergrondliteratuur:
College
11 / 12
13 mei 2004
Bioregionalisme, wildernisfilosofie en 'the Ethics of Place'
Omdat het college op 25 maart is
uitgevallen, wordt de inhooud van de laatste twee colleges
gecombineerd.
We leven niet in
een mathematische lege ruimte ('space'), we zijn steeds op een
plaats ('place'), en elke plaats heeft een eigen structuur,
geschiedenis, betekenis. Hoe krijgt het landschap betekenis in de
menselijke cultuur vanuit de locale historische context? In de
'ethics of place' wordt bestudeerd hoe we de kloof tussen cultuur
en natuur in de praktijk meestal weten te overbruggen, en
manieren vinden om ons thuis te voelen in de wereld. Hoe kunnen
we recht doen aan het gegeven dat onze omgeving altijd al
verweven zit in de dingen die we doen? Kan een dergelijke
explicitering van de impliciete betekenissen van natuur ook
normatief zijn?
De
wildernisfilosofie kan worden gezien als een grensgeval van de
'ethiek van plaats'. Ze houdt zich bezig met de betekenis van
wildernissen als plaatsen waarin we precies niet thuis
zijn. Wildernissen zijn plaatsen waarin mensen zich precies als
vreemdelingen bewegen, en waar de andersheid van de natuur zich
in al haar kracht aan voordoen.
Waarom willen we
wilde natuur eigenlijk willen beschermen? Wat is de waarde van
gebieden die (nog?) niet in cultuur zijn gebracht? Deze vragen
komen in al hun scherpte naar voren wanneer we kijken naar de
casus van natuurontwikkeling, waar wordt geprobeerd
natuurgebieden opnieuw te creëren, c.q. ecologisch te
restaureren. Is daar sprake van namaaknatuur, of heeft het zin om
in dit soort gebieden te spreken als wildernissen, ook al zijn ze
door mensenhand beïnvloed? Wat betekent wildernis eigenlijk, en
waarom zijn we er zo in geïnteresseerd?
Verplichte literatuur (onder voorbehoud):
Achtergrondliteratuur:
Ethics of Place
Wildernis:
Natuurontwikkelling:
20 mei 2004: Hemelvaart: geen college